maandag 4 september 2017

Trail des fantômes - La Roche

Het was al lang mijn voornemen om nog eens de “Trail des fantômes” te lopen in La Roche.  Door vakantieplannen was het de laatste jaren niet meer gelukt, maar de herinneringen aan de edities van 2013 en 2014 zaten nog vers in mijn geheugen en smaakten al jaren naar meer.  Ik stond - toegegeven - ook te popelen om mee te doen bij de “veteranen”.  Toen ik nog jong was (in 2013 en 2014 dus), was ik namelijk telkens voor de eerste 40-plusser aangekomen.  En dat schiep dus perspectieven, dacht ik in eerste instantie.  Tot ik bedacht dat mijn concurrenten in de categorie “40-“ ondertussen natuurlijk ook wel eens “40+” zouden kunnen zijn.  En dat er niet voor niets leeftijdscategorieën bestaan.  Al ben ik in mijn hoofd nog piep, mijn lichaam geeft me af en toe toch andere signalen.  Maar enfin, we zouden wel zien.  En ik kon achteraf nog altijd zeggen dat een trailrun eigenlijk geen wedstrijd is, maar “genieten, genieten, genieten”.  Dat laatste nam ik mij dus ook maar voor, al wist ik uit ervaring dat daar bijwijlen een behoorlijke dosis verbeeldings- en wilskracht voor nodig zou zijn.  
We reden met zijn drietjes naar La Roche: Annick, Herman en ik.  Alle drie zouden we dezelfde afstand (12 km, eigenlijk eerder 13) gaan lopen.  Al gauw bleek dat er niveaus bestaan in voorbereiding.  Annick had een post-it bij met het volledige hoogteprofiel!  Om te bestuderen onderweg!  De weergoden waren ons overigens niet goed gezind.  Kletterende regen van thuis tot in de Ardennen.  Maar het zou beter worden, ook dat had Annick opgezocht.
En ja, het is wel een eindje, van Meeuwen tot La Roche.  Maar onderweg was het best gezellig.  Alleen begon ik reuze honger te krijgen, maar ik dacht wel te eten bij aankomst.  
Aangekomen in La Roche, was er weer de eeuwige twijfel: vest aan, vest uit?  Regenjasje mee of niet?  Maar eerst eten.  Want ik wist dat ik straks alle suikers nodig zou hebben en wie mij een beetje kent, weet dat ik ontoerekeningsvatbaar word bij een laag suikerpeil.  Rap 3 sandwichen met confituur naar binnen gestoken, gevolgd door een banaan en een mueslireep.  Leek me allemaal ontzettend verstandig, maar achteraf bedacht ik dat ik misschien wat snel had gegeten.  
Maar goed, het zat toch maar allemaal in mijn lijf en dan hoefde ik me alvast geen zorgen te maken over slappe benen ofzo.  De Camelbak nog snel vol Aquarius gegoten en hopla, klaar voor het vertrek.
We liepen bij wijze van opwarming met zijn drieën naar het vertrekpunt, waar we onze nummers moesten ophalen.  Alleen bleek dat op de bemoste, natte, beklinkerde paden tussen de parking en het vertrek behoorlijk link.  Trailschoenen zijn prima om in de modder te baggeren, maar op deze spiegelgladde ondergrond was het hoogst haalbare een soort eendenloopje, een beetje tussen lopen en schaatsen in.  En dat eten, dat wou precies niet zakken.
Onze start werd een paar minuten uitgesteld omdat de eerste deelnemer van de 100 km zou aankomen.  Dat gaf wel moed.  Als zoveel mensen 100 km kunnen lopen, wat stelt 12 (allez, 13) km dan voor? 
Maar kom, over de eigenlijke run: na het startschot was het parcours eventjes vlak, maar al gauw moesten we met zijn allen een flinke helling omhoog.  Oh, dacht ik nog, het valt wel mee. Ondertussen had ik beter moeten weten.  In La Roche duurt elke helling veel langer dan je voor mogelijk houdt en is ze nog steiler ook.  En dan dat eten! Dat zakte dus niet.  En maar lurken aan die slang van mijn Camelbak, terwijl ik maar ternauwernood een minislokje binnen kreeg. Maar goed, looppas lukte wel, bijna tot het einde van de helling.  Tijdens de daling vloog Annick mij bijna letterlijk voorbij.  Haar voeten raakten nauwelijks de grond, zo leek het wel.  En schrik om te vallen had ze blijkbaar niet.  Het was nochtans goed uitkijken.  Door de vele regen van de afgelopen dagen was het parcours modderig, onregelmatig en erg lastig. 
Na de eerste afdaling bleek het parcours wat veranderd sinds de laatste keer dat ik meedeed.  Opeens moesten we dwars een helling over, en het pad was ook nog versperd door omgevallen bomen.  Omdat de ondergrond zo glad was en de helling zo steil, zat er niks anders op dan been voor been half zittend over die stammen te klimmen.  Ik vond mezelf ont-zet-tend traag en zat ondertussen vol schrammen en modder.  Achter me hoorde ik een vader tegen zijn zoon zeggen: “Dit is waal get angers dan de Litzberg, he menneke”.   Ik voelde me onmiddellijk verwant met mijn achterbuur en het werd een gezellige klauterpartij mét een goede babbel.  Even later ging het weer bergaf en dan was het weer omhoog, naar “de mast”.  Ook hoog, ook zwaar, met op de top een bankje.  De verleiding was groot, maar ik ben toch niet gaan zitten.  Het was nochtans prachtig daar - bergen, dalen, bossen zover je kon kijken en er hing ook nog een fotogenieke grote wolk mist in het dal.  Ondertussen, dat vergeet ik nog te zeggen, regende het dat het goot en was iedereen helemaal doorweekt.  Tot zover de weersvoorspelling.  Niet dat dat stoorde - het deed eerder deugd.  Voor ik het wist, was er alweer de afdaling naar het dorp (Maboge), waar de befaamde “Mur van Maboge” op ons stond te wachten.  Dat gevoel was trouwens niet wederzijds.  De Mur heet niet voor niks “Mur”.  Het was zelfs moeilijk om te blijven stappen, en met de modder onderweg was het kwestie van vooral niet achteruit te glijden.  En dan dat eten dat niet wilde zakken! Omdat mijn voor- en mijn achterburen geen aanstalten maakten om te gaan lopen, zelfs niet aan de top, vond ik het ook bijzonder moeilijk om terug in looppas te geraken.  Geleidelijk aan sukkelde ik het bos uit en bereikte ik de weg die naar de verlossing zou leiden.  Eén hele lange afdaling.  Maar opeens had de wind vrij spel en kreeg ik het ontzettend koud.  Mijn schouders leken te verstijven en ik had moeite met snelheid maken.  Had ik mijn vest toch maar bij!  Mijn eten wou overigens nog steeds niet verteren. Die banaan zat zo te voelen in zijn geheel dwars in mijn maag.
Maar goed, moeilijk (en koud en nat en stijf en wanhopig) gaat ook.  
Ik was erg blij de laatste steile afdaling te zien, maar de herinnering aan 2014 weerhield me om snelheid te maken.  Hier was ik destijds immers keihard met mijn staartbeen op een boomwortel gevallen, en dat heb ik nog lang geweten.  Ik heb weken op een nekkussen gezeten. Maar de Ourthe riep, en Herman ook.  Want die laatste was blijkbaar al een tijdje aangekomen en stond aan de oever te supporteren.  Ik waadde de Ourthe door, wat ik ondanks het lage waterpeil toch moeilijk blijf vinden en hoorde: “Komaan, Frieda, nu moet je je niet meer inhouden, loop nu maar regelrecht naar de finish!”  Ja, ik wou wel, maar er was dat spiegelgladde klinkerpad.  In eendenpas dus, opnieuw.
Maar ook al schaatsend komt zo’n finishboog dichterbij.  Blij was ik, en uitgeput.  En helemaal klaar voor de volgende editie.
  
Mijn maatjes hadden allebei supergoed gelopen. Allright, Herman en Annick! Ik was lang niet de eerste 40-plusser.  Maar daar gaat het ook niet om.  Een trailrun, dat is geen wedstrijd.  Dat is genieten, genieten, genieten… (ahum).

Wie wil weten hoe de edities van 2013 en 2014 verliepen, kan dat hier lezen:
2013
2014

En de uitslag vind je hier



woensdag 24 augustus 2016

Coal Miners' Trail

Onze vakantie was zo gepland dat we net op tijd terug zouden zijn voor de Coal Miners' Trail in Genk.  Bijna drie weken aan de Noorse fjorden zouden het uitgelezen decor vormen voor Doorgedreven Individuele Heuveltrainingen.  Dus moesten de trailschoenen mee, de hartslagmeter, de professionele compressiekousen.  Uiteraard ook sportshortjes en mouwloze hemdjes, want het weer in Scandinavië was beter dan je zou denken.  Iets met de golfstroom.  Zweetbanden, petjes, bevoorradingsgordel en “camelback” liet ik uiteindelijk toch maar thuis.  Hey, het werd een gezinsvakantie, dat ook.  Dat mocht ik niet vergeten, niet alleen trainen, ook aandacht voor de familie. 

En nu hoe het echt ging. De golfstroom liet ons flink in de steek. Het weer in Noorwegen bleek kuren te hebben. Amper één dag regen maakte duidelijk dat er geen plaats is voor natte spullen in een mobilhome.  En dat vijf man op een kleine oppervlakte niet per definitie gezellig is.  Snel werd besloten dat die fjorden in Noorwegen zeker wel iets hadden, maar dat de oostkust van Zweden minstens even prachtig was.  Ondergewaardeerd bovendien.  Je hoefde maar naar het weerbericht van Scandinavië te kijken.  Zonnetjes in het oosten, regen en kou in het westen (het sneeuwde daar begot!). 

En jawel, Zweden was mooi.  Maar de zonnetjes bleken wispelturig, waardoor we ons kamp een keer of tien hebben verplaatst.  Waar de zon was, daar waren wij.  Goed voor het humeur, minder voor het time management.  Welgeteld één keer is het gelukt om de twee zonen uit hun tent te sleuren om voor dag en dauw te gaan joggen.  Heuvels waren er niet, wel mooie meren en uitgestrekte naaldbossen. Inclusief wolven, beren, lynxen en everzwijnen, dat had ik in het nabijgelegen natuurreservaat geleerd.  Vandaar dus die zonen. Geen sprake van dat ik mijn lijf en leden onbeschermd ten prooi zou stellen aan die “vildmark”, wat dat dan ook precies mocht betekenen.

Thuisgekomen had ik grote twijfels over de meerwaarde om naar Genk af te zakken.  De voorbereiding was in het water gevallen en er was – als je goed oplette - ook nog een lage rugpijn.  Maar, zo hield ik mijzelf voor, hadden daar generaties mijnwerkers voor afgezien?  Het creëren van die mijnterrils en het resulterende trailparcours hadden jaren noeste arbeid gekost en ik zou durven schermen met het slappe excuus dat ik niet genoeg getraind had?  Dat kon ik nooit goedpraten. 

À propos: door omstandigheden had ik een jaar of twee geen trails meer gelopen, maar het trailvirus had ondertussen verwoed om zich heen  gegrepen.  Vele clubgenoten waren tegenwoordig op zondagvoormiddag op de mijnterrils te vinden.   Verschillenden van hen stonden nu paraat om het beste van zichzelf te geven in een heuse wedstrijd.  Christa, Marian, Irène, Erik, Anniek, Carine en ik gingen voor de 11 km (10,8 om precies te zijn), Patrick en Steven voor het dubbele. Sommigen bleken minstens even zenuwachtig te zijn als ikzelf, wat ik niet meteen geruststellend vond.

Ik had nochtans boterhammen met confituur gegeten plus een banaan, maar al na een kilometer of vier voelde ik mij als een schotelvod.  De terrils waren nog niet aan bod gekomen, er waren hoogstens een paar hobbels gepasseerd.  Modderig wel, die hobbels, daar had de regen van de afgelopen uren voor gezorgd.  En steil, dat ook.   Ik liep maar wat heen en weer te zwalpen, in een poging om mijn eigen tempo te vinden.  Marian zag ik nog in de verte.   Christa en Erik waren al niet meer te bespeuren.  De andere dames waren ergens achter mij.  Ik hoopte dat het hun zou meevallen.  Ik had namelijk nog gezegd dat het niet veel erger kon zijn dan een heuveltraining (hoe haalde ik het in mijn hoofd!).   

De bevoorrading kwam niks te vroeg.  Het was het moment dat opgeven de verstandigste oplossing leek.  Ik zag een bekertje met iets dat leek op cola en sloeg het achterover zonder daar al te veel over na te denken.  Het waren de suikers die ik nodig had.  Even later werd duidelijk dat dat geen goed idee was.  Het koolzuurgas bleef nog gedurende minstens een kilometer pijnlijk dwarszitten in mijn slokdarm.  De rozijntjes deden wel hun werk.  Ik voelde de suikers tot in de toppen van mijn tenen en kon er weer tegenaan. 

Dik halfweg rook ik onraad en begon ik stukken terril te herkennen.  Het was verraderlijk, want tijdens de trainingen klommen we  vanuit een andere richting.  Ik wist dus niet zeker hoe snel ik kon lopen en was binnen de kortste keren buiten adem.  Waar ik normaal vlotjes omhoog liep, moest ik nu stappen.  Niet dat dat echt veel beter ging.  Ik kon wel recupereren op de weg naar beneden.  Zo erg was ik er dus nog niet aan toe.  De tweede terril volgde snel en was zwaar, maar ik had de indruk dat de mensen rondom mij nog harder aan het afzien waren. 

Het was wonderlijk om te zien hoe op elk steil en moeilijk punt plots een soort “toefje” te zien was aan de horizon.  Naarmate de klim vorderde, nam dat toefje steeds meer de vormen aan van Herman.  Zijn aanmoedigingen waren erg welkom.  Zijn richtingaanwijzingen ook (“’t is naar rechts, ’t is naar rechts!”, toen ik naar links wilde gaan.  Als militair op rust moet hij al vaak gezucht hebben: “ga daar mee naar den oorlog!”).

Na de tweede terril zat het ergste erop, maar zoals altijd bij een trailparcours mag je nooit gerust zijn tot je de finishlijn recht in het vizier hebt.  Want trails worden uitgezet door Rare Gasten met Rare Kronkels.  Het zou niet de eerste keer zijn dat je denkt er bijna te zijn, waarna je koudweg letterlijk terug het bos wordt ingestuurd om nog een paar hellinkjes af te werken.

Ondertussen kon ik het niet laten om naar de kilometerstand op mijn Garmin te turen.  Misschien was het niet de volledige 10.8 km.  Gebeurde wel vaker, dat de werkelijke afstand korter was dan aangekondigd.  Misschien was het wat korter.  Dat mag je dus nooit doen, mensen, en dat wist ik ook wel.  Je moet jezelf altijd wijsmaken dat het langer is dan dat het werkelijk is.  Dat is normaal mijn truc.  Maar trails drijven je tot het uiterste en dus gevaarlijke gedachten.   Ook de gedachte dat ik dat mens achter mij moest afschudden kon ik niet uit mijn hoofd zetten.  Telkens als ik haar fluogele bloesje in mijn ooghoek zag, stak ik een tandje bij. 

Opeens kreeg ik Marian opnieuw in de gaten.  Ze leek recht naar de finish te gaan, er waren geen slinkse valstrikken, dat gaf moed.  Ik zocht mijn laatste restjes spierkracht en probeerde een versnelling hoger te schakelen.  Een stukje plankenpad nog (mooi, dacht ik nog, zo’n plankenpad), in de verte zag ik asfalt en dan was ik er bijna.  Voor ik mijn gedachte af kon maken, lag ik plat op mijn buik op dat plankenpad.  Vallen is altijd belachelijk, maar een snelle blik achterom leerde dat ik helemaal alleen was.  Ook madame fluogeel was nog niet te bekennen.  Ik deed dus maar alsof er niks gebeurd was en probeerde eindelijk die eindsprint in te zetten.  Mijn knie sputterde wel wat tegen, merkte ik.

Aangekomen bleek ik een schaafwonde te hebben en Christa loodste mij naar de EHBO post.  Blijkbaar was ik de enige die op dat plankenpad onderuit was gegaan, wat mij erg straf leek, want ik had me maar ternauwernood kunnen behoeden voor een tweede val.  De mannen van het Rode Kruis bekeken de zaak, constateerden een wonde en een zwelling en besloten dat ik best maar naar huis kon gaan.  Mijn linkerknie begon inderdaad bijzondere proporties aan te nemen.  Ik ben dan maar naar de auto gesukkeld, waar ik het me flink heb beklaagd dat ik met de Defender was afgezakt (die ontkoppeling!).   
Daardoor had ik op het moment zelf geen idee over de prestaties van de clubgenoten. Ze bleken het allemaal prima te hebben gedaan.  Christa  bleek zelfs als tweede dame over de streep te zijn gekomen.   Bij deze nog een dikke proficiat aan Christa en alle deelnemers.  Ik weet wat jullie hebben doorgemaakt.  Vuistje.  Trailrunners rule.

Zelf probeer ik mijn knie en zijn bursitis in de mate van het mogelijke rust te gunnen.  Want ik heb de smaak weer beet.  Ondanks de zogenaamde ellende in dit verhaal gaat er immers niets boven lopen in de vrije natuur, over  heuvels en hellinkjes, paadjes die net één loper tegelijk laten passeren.  Het gras tegen je benen voelen, de wind in je haren, de takken in je gezicht, de modder in je oren, het zand tussen je tanden...  Het parcours was alweer prachtig.  Alleen die planken dus. Van dichtbij vielen ze tegen...



maandag 25 augustus 2014

Het verhaal met het staartje

In feite was ik niet echt van plan een verslag te maken van de “Trail des fantômes” van afgelopen zaterdag (16/08/2014).  Maar ik moet nog zo vaak aan die wedstrijd terugdenken (reden, zie verder), dat ik het toch maar van mij af ga proberen te schrijven.
Het was de tweede trail in La Roche voor mij (het verslag van vorig jaar valt ook nog op deze blog te raadplegen).  En opnieuw was het een geweldige ervaring. Niet dat ik niet heb afgezien, laten we daar duidelijk over zijn.  Enkele heren van AVT Meeuwen liepen de 26 km.  Een andere dame van AVT en ik de 13 km.  Om 16u30 zou het startschot worden gegeven, dus we vertrokken netjes op tijd en kwamen ruim van tevoren in La Roche aan.  Voldoende tijd om onze concurrentie te keuren en ons af te vragen waar we in ’s hemelsnaam toch weer aan begonnen waren.  Het weer was goed – tot de zon verdween en het ijskoud werd.  Dus ben ik herhaaldelijk van de auto naar de start en terug gelopen om dan weer mijn vest uit en dan weer mijn vest aan te doen.  Kou hebben is één ding, maar het te warm hebben leek mij nog duizend keer erger.  Ik kan zweten, mensen!  En dan in zo’n vest opgesloten zitten.  Want ik zat al met mijn gordel met mijn drank en het obligate “gelleke”.  Na enkele pogingen om mijn vest ook nog eens rond mijn middel te knopen, en toch nog aan mijn drank te kunnen, gaf ik het op en heb ik op het laatste toch maar besloten mijn vest in de auto te laten.  Ik herinnerde mij nog de eerste helling van vorig jaar, daar was vanalles over te zeggen, maar niet dat het koud was.  Nu, de omstandigheden waren vorig jaar wel beter.  Droger vooral.  De ondergrond was dit jaar erg zompig, dat beloofde...
Ik had mij alleen niet zo goed voorbereid, de laatste dagen. Dat had ik opeens door.  Niks gelet op voeding, gewoon gegeten wat de pot schafte.  En deze morgen een banaan gegeten en daarna rommel, zoals soldatenkoeken met chocolade en nog iets dat ik nu vergeten ben.  Niks gezonds, niks verstandigs alleszins.  Goed dat ik mijn gelleke had, hield ik mijzelf voor.  Een gelleke is niet voor niks zo vies.  Zoiets moet gewoon werken.  Op voorwaarde dat je het binnen krijgt en er niet misselijk van wordt.
Het startschot was toch weer daar voor we er goed en wel erg in hadden.  Ik had al direct door dat mijn benen niet goed draaiden.  Ik snapte plots wat wielrenners bedoelden als “de benen niet goed” waren.  Ik zou daar nooit meer mee lachen.  Het gekke was dat ook mijn armen niet goed waren.  Niet dat ik ze onmiddellijk of direct nodig had, zeker niet op mijn tempo, maar toch was het een erg raar gevoel om gevoelloze armen te hebben.  Die soldatenkoeken, zeker, en die chocolade!  Mijn spieren leken te sublimeren waar ik bij was.  En dat terwijl de eerste helling nog moest komen.  Vorig jaar liep ik hier overal, dat wist ik zeker. Deze keer moest ik regelmatig stappen, verdorie. Ik probeerde er wel stevig de pas in te houden maar ben toch een paar keer boven mezelf moeten uitstijgen om niet toe te geven aan de drang om stante pede rechtsom te keren.  Na de eerste steile helling werd het stilaan minder erg.  Maar nog steeds wilden mijn benen geen normale loopbeweging maken.  Pas toen het parcours duidelijk naar beneden begon te gaan, begon het een beetje te lukken.  Ik begon tempo te maken en een beetje gerodeerd te geraken.  Ik was erg blij dat ik mijn vest in de auto had laten liggen. Hoe was ik er in godsnaam opgekomen om ook maar te overwegen nog iets extra’s aan te doen? Ik begon al serieus te glimmen (i.e. moest mijn handen als ruitenwissers gebruiken wilde ik niet verblind worden door het zweet in mijn ogen).
Het grote voordeel was dat het parcours ongewijzigd was tegenover het jaar tevoren.  Ik wist dus wat eraan stond te komen, en toch was het weer zwaarder dan ik dacht.  Het parcours lag ook moeilijker, het was uitkijken om recht te blijven.  Er waren veel meer plassen dan vorig jaar.  Ik had dus al snel natte voeten, maar probeerde mij daar vooral niets van aan te trekken. 
Dan ging het een hele tijd op en neer, tot de tweede steile klim eraan kwam – op een hele smalle trail.  Ik wist dat het eindeloos leek, maar ik wist ook dat het maar een gedacht was.  Ik was blij toen ik het bankje zag – bankjes zijn altijd goed, bankjes staan meestal op het hoogste punt – dus toen weer naar beneden, tot ik aan de voet stond van de Mur de Maboge. 
Deze was verschrikkelijk, dat wist ik nog, en dat was geen gedacht.  Hier kwam werkelijk geen einde aan.  Bij de vorige wedstrijd had ik hier nog proberen te lopen op sommige punten, maar nu had ik besloten voor een andere strategie te kiezen: in een fiks tempo naar boven klauteren, ademhaling onder controle houden en direct aan de top terug beginnen te lopen.  De vorige keer was ik zo kapot toen ik bovenkwam dat het veel te lang duurde voor ik opnieuw ook maar één stap kon zetten.  En dat bleek een goede strategie. Ik had een dame in mijn vizier, die ik de hele klim naar boven op de hielen zat.  Bovengekomen kon ik snel opnieuw beginnen lopen, terwijl zij moeite had om terug de pas erin te zetten.  Dus liep ik haar fiks en fluks voorbij, manman, ik was in bloedvorm.
En dan kwam de lange afdaling, waar ik een behoorlijk tempo kon maken.  Alleen was het uitkijken.  De stenen leken losser te liggen, de ondergrond leek gladder te zijn.  Ik kreeg een beetje last van knieën en heupen door de harde slagen, en ik kreeg bovendien kou tussen de velden waar er veel minder beschutting was.  Ik herkende de beplanting, ik wist dat het einde in zicht was, dus het was niet moeilijk om door te zetten.  In het laatste stuk moesten we terug een bos in, en daar ging het erg steil naar beneden.  Er waren “trapjes”, gevormd door stukken hout en boomwortels, maar die waren spekglad.  Na een paar haarspeldbochten viel ik dan ook pal met mijn os coccygis op een uitstekende boomwortel.  Ik dacht even dat ik flauw ging vallen, maar ik hoorde de ambiance beneden, ik hoorde zelfs de Ourthe al stromen.  Dus toch maar rechtstaan en verder gaan.  Heel voorzichtig, deze keer.  Afdalen, van boom tot boom, voeten zo plat mogelijk om zoveel mogelijk grip te houden.  En dan de Ourthe door.  Ijskoud! En door de stroming werd ik daar altijd zo idioot duizelig van.  Probeer maar eens rechtdoor te lopen in een rivier die van rechts naar links stroomt, op een bodem van gladde keien. Ik besefte ook opeens dat ik mijn nieuwe telefoon in mijn armband had zitten, en dat ik dus zeker niet mocht vallen.  Ik voelde mij behoorlijk amateuristisch, zeker toen ik de oever op moest klimmen.  Moest ik op trainen, moest ik op trainen.  En dan stond daar volkomen onverwacht een neefje dat toevallig in de buurt was: “Hey tante!”. Je tante bezweet en uitgeput uit de Ourthe zien klimmen – dat zou wel eens een beeld kunnen zijn dat niet meer van het netvlies wil verdwijnen.  En dan de laatste 500m, met ijskoude benen en kletsnatte schoenen (sop, plets, sop, plets). Dat gaat niet vlotjes, dat zeg ik je.  En dan met een staartbeen dat aan flarden ligt.  Als ik iets meer aanleg had voor drama, zou ik zeggen: “met een gebroken rug”.   En dan stak dat mens mij ook nog voorbij, net voor de finish.  Dat mens dat ik dankzij mijn strategie op de laatste helling voorbij had gelopen.  Zij had haar moment afgewacht, verdorie, en dan geprofiteerd van de pech van een ander.  Bah.
Enfin, ik was blij dat ik die finishboog passeerde.  Als zevende dame, in een iets betere tijd dan verleden jaar.  Over een half jaar mag ik meestrijden in de categorie van de veteranen.  Als het niet zo’n pijnlijke herinneringen zou oproepen, zou ik zeggen: “dan zal ik ze eens een poepje laten ruiken”. Er zit denk ik een barstje in, in dat os coccygis van mij.  Ik sta dus kreupel, ga kreupel, lig kreupel, werk kreupel.  Vooral in de auto zitten, dat is een drama.  Dan zit ik op zo’n nekkussen. 

Maar de terrils roepen alweer, dat hoor ik duidelijk.  De tijd dringt.  Eens kijken waar de volgende trailrun zal zijn. Want, zeg nu zelf,  wat is er leuker dan dat?

maandag 23 juni 2014

Kraftman trail

De langste dag van het jaar zou nuttig besteed worden.  Dus pikte ik Marian en Patricia op en reden we naar Rotem, waar de Kraftman trail werd georganiseerd.  Het startschot was gepland rond 18u. Onderweg hoorde ik van beide dames dat ze zich wat zorgen maakten om de afstand.  En plots begon het mij ook te dagen dat 15 km bijna 10 mijl was.  Maar kom, niet flauw doen.  Hoe heuvelachtig kon het zijn, daar in Rotem?  Het was niet alsof we in de Ardennen woonden, en Rotem, dat lag toch in onze achtertuin? 
Ter plekke liepen we al gauw de andere atleten van AVT Meeuwen tegen het (afgetrainde) lijf.  Roger, Erik, Frank, Patrick, Herman, Marian, Patricia en ik stonden klaar voor de 15 km.  Vera, Carine en Annick wilden wel eens proeven van een trailervaring en hadden zich ingeschreven voor de 5 km.  Tamara, de dochter van Herman, deed ook mee.  Een mooie delegatie.
Ik zag de Kraftman trail als een training die perfect paste in ons schema voor de voorbereiding van de trail in La Roche, half augustus.  Maar ik hoorde nu dat ook dit parcours niet van de poes was.  En dat "Dilsener Bos", "Driepaalhoeve" en "Bergerven" wel degelijk codetaal was voor "heuvelachtige wildernis".  Aiai. En mijn conditie stond nog niet op punt, na een periode met "andere prioriteiten".
Enfin, ik zou wel zien.  Stiekem geloofde ik het niet, van die heuvels.  Zover mijn blik reikte was er alvast niks van te zien.  Veel bos rondom, dat wel.  En na het startschot werd al gauw duidelijk wat dat bos precies verborg.  Hellingen!  Struikgewas! Zwiepende takken!  Smalle paadjes!  Boomwortels en verraderlijke keien!  Steile afdalingen!
Maar: start en aankomst lagen op hetzelfde punt.  Waaruit ik kon opmaken dat er exact evenveel bergaf moest zijn als bergop (denk daar maar eens over na).  Alleen waren die stukken bergaf minder duidelijk - ik denk dat ik hier en daar toch een stuk gemist heb.  Marian en ik liepen hetzelfde tempo en dus in elkaars buurt.  Op een gegeven moment vroeg Marian of we zowat halverwege waren.  Met ietwat tegenzin moest ik constateren dat we nog maar 4 km achter de kiezen hadden.  Het ergste was dat we niet wisten wat nog komen zou.  Inhouden of voluit gaan?  Maar op een gegeven moment geraakten we toch in een goed ritme.  We liepen bijna halverwege even fout (OOK DE HEREN), en hebben een paar minuten moeten overleggen hoe het verder moest.  Uiteindelijk werden we teruggestuurd en vonden we het juiste pad opnieuw.  Het nadeel was dat we nu achterin een groepje hingen, en op die "single tracks" viel niet voorbij te steken.  Nu, misschien maar goed, want zo konden we even onze adem terugvinden.  Op ongeveer 8 km was er een bevoorrading.  En ik zweer het, in de tweede helft waren de kilometers korter.  Ze vlogen voorbij. 
Op een gegeven moment moesten  we wel zowat vertikaal omhoog.  Lopen lukte daar niet, ik was al blij als ik een stuk min of meer vaste aarde onder mijn voeten kreeg.   En de steile afdaling die daarna volgde was zo mogelijk een nog grotere uitdaging.  Vooral omdat mijn benen  nog natrilden van de inspanning.  Was even aan het twijfelen of ik mij op mijn billen naar beneden zou laten glijden, maar was toch vooral bang dat ik dan ergens in de netels tot stilstand zou komen - of ondersteboven tegen een boom - of gewoon met een gat in mijn broek - of erger nog: dat alles tesamen.  Maar het laatste stuk ging dus vrij vlot.  Voor ik het wist hoorde ik al een megafoon die mijn voorgangers over de finish riep.  Het laatste stuk in het lange gras was een mooie afsluiter van een prachtig parcours, vol smalle wegen en verraderlijke hellingen. 

De uitpijling is onderweg blijkbaar wel aan verandering onderhevig geweest.  Maar een zeurpiet die daarover valt.  Volgend jaar zien ze mij hopelijk weer.  En ik heb de indruk dat ik niet de enige ben die de smaak stevig te pakken heeft...

maandag 9 december 2013

Houffatrail, 8 december 2013

Vlak na de trail in La Roche (augustus) stonden Sara en ik stijf van de adrenaline en waren we helemaal euforisch.  Trails lopen bleek helemaal ons ding, we gingen ons erop toeleggen!  We schreven ons dan ook onmiddellijk in voor de Houffatrail van 8/12.  We hadden er in feite nog niet eens over nagedacht of het wel in ons schema zou passen - de halve marathon van Eindhoven kwam er immers aan (oktober) en vroeg heel wat kilometers ter voorbereiding.  Maar na overleg met onze coach, die de smaak van trail running al langer te pakken had, moest het toch nog wel lukken.  Na de halve marathon (superzwaar, wat een weer!) en na één of twee rustige weken konden we dan aan onze heuveltrainingen beginnen. 
Ondertussen probeerden we nog andere mensen binnen de club te infecteren met het trail-virus, maar gek genoeg zag niet iedereen de lol in van dat bergop en bergaf lopen.  En hoe enthousiaster ik vertelde over het afzien bij de bergop en het recuperen  tijdens de bergaf, en over het water in je schoenen dat zo grappig sopte als je uit de Ourthe kwam, hoe meer mensen hun bedenkingen kregen.  Uiteindelijk waren we met een groepje van 5 (Sara, Patricia, Frank, Herman en ik).  De heuveltrainingen gingen zoals de vorige keer weer door op onze goeie ouwe mijnterril in Waterschei.  Die had geen geheimen meer voor ons en ik had het gevoel dat  de hoogtemeters van de zomer toch nog een beetje nawerkten.  De trainingen verliepen vlot.  Het laatste weekend voor de Houffatrail  gingen we met z'n allen naar Kanne (Zuid-Limburg, niet Zuid-Frankrijk) om de Sint-Pietersberg te bedwingen.  Ik had me zo'n Camelback aangeschaft (rugzakje met waterreservoir en slangetje om uit te drinken) en kon die dan ineens uittesten.  Trouwens, over die Camelback: volgens mij is het etymologisch en zoölogisch correcter  om te spreken van een Dromedarisback, aangezien er maar één bult op je rug zit.  Bovendien heeft het een slurf.  Enfin, drinken lukte, alleen werden we met z'n allen een beetje misselijk van het klotsen van het water in mijn bult...

http://instagram.com/p/gP3CQYmwP6/

http://instagram.com/p/gP3BjmGwP5/




Ondertussen bleek het parcours van de Houffatrail nogal wispelturig te zijn.  We hadden ons oorspronkelijk ingeschreven voor een pittige 13 km, wat ons ruim voldoende leek.  Na een aantal weken meldde de website dat het 14 km zouden worden.  Uiteindelijk waren het er 15,4.  Psychologisch toch wel even zwaar, vooral omdat dat volgens mij erg dicht bij 10 mijl begon te komen.  Tien mijl, maar dan in de Ardennen...  En opeens kreeg ik ook in de gaten dat er - zelfs in de winter - een watercrossing aan te pas zou komen.  Niet aan het einde, zoals bij onze vorige trail, maar na 9 km.  "Kniehoog, stromend water", aldus de website.  "Koud" zeiden ze er niet bij, maar ik had wel een donkerbruin vermoeden...
De laatste week voor de wedstrijd zou naar goede gewoonte een rustige voorbereiding worden, met enkele kortere duurloopjes en een kleine intervaltraining, maar daar kwam niks van terecht.  Druk schema met vergaderingen, etentjes, sociaal engagement en het grote Sinterklaasfeest.  Plus de laatste drie dagen barstende hoofdpijn, waardoor ik de zaterdag voor een groot deel op de zetel heb doorgebracht.  Niet erg opbeurend als je weet dat je 's anderendaags al je krachten zal kunnen gebruiken.  Plus Sara moest door omstandigheden laten afweten.  Spijtig, zeker na zo'n voorbereiding...
Dus met z'n vieren zondagmorgen op weg naar Houffalize. Ik met kleine oogjes en een beetje schrik voor wat komen zou.  Sandwichen met confituur en bananen zouden me wel op de been houden.  Energiedrankje in de rugzak, "gelleke" in de front pocket.  Pakje zakdoeken in mijn broek, hoewel ik vermoed dat de meeste trailrunners dat behoorlijk belachelijk zouden vinden.  Neus snuiten gebeurt met één vinger tegen de neusvleugel en een krachtige snuitbeweging naar de kant waar de minste kans op slachtoffers is.  Hoewel ik een hevig tegenstander was van dit gebruik, moet ik toegeven dat ik mij die techniek ook meester heb gemaakt, tijdens de beklimming (per fiets) van de Mont Ventoux, toen ik de optimale capaciteit van mijn luchtwegen nodig had en ik echt niet anders kon.  En, eerlijk is eerlijk, het werkt, plus het is milieuvriendelijk, want inderdaad geen zakdoeken nodig.  Maar niet erg ladylike, vandaar toch maar dat pakje kleenex in de zijzak... Hoewel, mijn weerspiegeling in een venster leek in de verste verte niet op een lady.  Bult op mijn rug, bandana op mijn hoofd, sportkleren in alle kleuren van de regenboog...
Aankomst en vertrek waren in en rond hotel "Ol Fosse d'Outh". Na een kwartiertje warmlopen gingen we ons opstellen aan de start.  Toch maar een beetje naar voren opgeschoven, je weet nooit. Na een 500 m ging het al flink bergop.  En bergop en bergop en bergop...  Eerst een stukje verhard, nadien werd de ondergrond flink zompig.  Het lopen was zwaar.  Hier en daar bleef mijn schoen bijna vastzitten in de modder.  Mijn voeten schoven ook van links naar rechts, hoofdzaak was rechtblijven, aan mijn tempo dacht ik al helemaal niet.  Dan volgde een lange afdaling, helaas ook weer uitkijken om niet uit te schuiven en te vallen, dus deze keer was er minder sprake van snelheid maken.  En zo ging het een hele tijd bergop en bergaf.  Bergop ging erg zwaar, en dat was ik niet gewoon.  Meestal loop ik graag bergop en kan ik makkelijk mijn eigen tempo bepalen en houden.  Maar deze keer voelden mijn benen vooral slap aan en had ik het idee dat het allemaal nogal sukkelachtig was.  Ik stak nog wel mensen voorbij bij de afdaling, maar die haalden mij bij het stijgen weer in.  Het landschap zal best wel heel mooi geweest zijn, maar ik heb toch vooral de grond net voor mijn voeten gezien. 
Nu, door je zo te concentreren gingen de eerste kilometers wel snel voorbij, en zelfs de watercrossing was er voor ik er erg in had.  Hoewel ik er op voorhand serieus tegenop had gezien, heb ik geen seconde nagedacht en ben recht de Ourthe in gerend.  Gelukkig  hadden de galanteriken van de organisatie een touw gespannen van oever naar oever, en dat was geen overbodige luxe.  De stroming was behoorlijk sterk en de bodem glibberig.  Het scheelde maar een haar of ik was onderuit gegaan.  Mijn gegil ging volgens mij door merg en been. Achteraf hoorde ik van Frank dat hij verschillende mensen kopje onder heeft zien gaan.  Ik heb mij ook wijselijk vastgeklampt, anders waren ze mij een paar kilometer verder stroomafwaarts kunnen komen zoeken.  En  ik heb ook kunnen vaststellen dat "kniehoog" totaal geen meetkundige waarde heeft.  Waarschijnlijk een vent van twee meter die beslist heeft dat het water kniehoog kwam.  Mijn billen waren net niet nat... Uit het water klimmen en dan weer looppas omhoog.  Mijn schoenen vol water natuurlijk, en mijn benen verdoofd (van de kou, waarschijnlijk, al voelde ik dus niks).  De eerste kilometer na het water was echt zwaar.

Toen het water stilaan uit mijn schoenen was gelopen en ik weer min of meer warm was, kwam ik aan de bevoorrading.  Er stond vanalles te dampen en het zag er wel aanlokkelijk uit maar ik was bang dat ik onder een dekentje zou kruipen en er niet meer onderuit zou komen.  Dus maar verder en een vies gelleke naar binnen gespeeld, enfin, toch half, want ik kreeg met geen mogelijkheid meer dan een half zakje binnen.  Het was iets met appel en ik had de indruk dat er brokjes in zaten :-(.
Nog een paar keer aan mijn drankje gelurkt om de laatste kilometers aan te vatten.  Toch moeilijk als je niet weet wat er je nog te wachten staat.  De vorige keer, in La Roche, hadden we het parcours op voorhand verkend, en dat scheelt. Nu werd het parcours erg vermoeiend, stijgen en dalen wisselden elkaar snel af, en op den duur staken de Zwarte Gedachten de kop op: ik was eigenlijk best wel ellendig geweest, gisteren... ziek, eigenlijk... en moe...  oververmoeid, waarschijnlijk... en hoofdpijn... en toen die hoofdpijn weg was nog een glas wijn gedronken... wijn voor de wedstrijd, tssss... fataal...  Uiteindelijk zag ik een dorp liggen in een kom. Ik hoopte maar dat het Houffalize was.  Ja, inderdaad, "Houffalize" las ik op een plaat. Lag dat hotel beneden of boven?  Nee toch, opnieuw omhoog!  Het laatste stuk was echt glibberen en glijden, en ik heb (domdomdom) nog plaats gemaakt om iemand voor te laten - ik dacht iemand van de 25 km, maar het bleek een dame van de 15 km te zijn.  Verdikke, die ging met mijn plaats lopen.
Ik heb onderweg geen moment naar mijn tijd gekeken, en had dus ook geen idee hoe ik het ervan af had gebracht.  Net voor de finish kwam Herman mij al tegemoet lopen, hij was een dikke 10 minuten eerder aangekomen, net na Frank.  Eventjes na mij kwam Patricia binnen.  We waren allemaal modderig en vies, en wilden zo snel mogelijk douchen.  Helaas stond er een lange file aan de douches.  Dan maar met de Franse slag opgefrist en omgekleed.  Herman toverde nog een "Radler" uit zijn hoge hoed - dé remedie tegen spierpijn.  Deed deugd.  Honger had ik helemaal niet.  Eerder misselijk.
Iedereen had zich volledig gegeven.  Het was stil in de auto op de terugrit.  En toen ik met mijn zweterig haar en rouwrandjes en al op weg naar huis was dacht ik: toch vetzakjes, die Fransen...

P.S. Naderhand bleek ik  9de vrouw te zijn.  Alweer.   Niet slecht natuurlijk, maar de volgende keer ga ik toch een pietsie harder trainen.  Eens kijken of ik me al kan inschrijven voor de volgende trail...

http://www.chronorace.be/web2/Classements/Classement.aspx?eventId=243017839542274&mode=large&IdClassement=10008

zondag 13 oktober 2013

halve marathon Eindhoven 13 oktober 2013




Afgezien...
Veel wind, regen, kou... Duurde even eer ik een vent vond met een brede rug, die ook nog eens mijn tempo liep.  Bedankt, meneer van de Landmacht!


voor de wedstrijd...



bijna aan de finish
http://evenementen.uitslagen.nl/2013/marathoneindhoven/

maandag 19 augustus 2013

Trail des fantômes, La Roche, 17 augustus 2013


Net voor de “10 miles” van Antwerpen had onze coach Herman het over een trail. In La Roche zou er half augustus een trail run plaatsvinden, met voor de eerste keer ook een kortere afstand (13 km). Het zou gaan om een heuvelachtig en off-road parcours.  Ik moet zeggen dat ik wel al over trail running had gelezen in “Runners World” (hoe bezeten kan een mens worden?)  en het leek mij wel wat.  De plaatsen waren beperkt, ik heb me dan ook niet bedacht en me onmiddellijk ingeschreven.  Maar wat heb ik het me beklaagd na de 10 miles. Ik dacht dat ik graag bergop liep, maar na die tunnels sloeg de twijfel toch wel erg zwaar toe.

Maar weldra was daar het trainingsschema. Sara was mijn compagnon voor de 13 km.  Herman ging voor de 25 km, Roger voor de 50 (maar hij heeft – begrijpelijkerwijs – apart getraind).  Een schema met de gekende intervals en duurlopen, maar nu ook met heuveltrainingen op de mijnterril van Waterschei. Schitterende trainingen waren dat.  Vertrek in Opglabbeek bij Sara voor de deur.  Vier kilometer tot aan de terril en dan heuvel op en heuvel af (te herhalen naar believen) en weer 4 kilometer terug.  De eerste keer was moordend, de tweede keer ging al veel beter. Het waren vooral gezellige uitstapjes, daar in die ongerepte natuur.  Herman zag altijd wel ergens een reetje (ree-tje) of een speciale vogelsoort.  Het uitzicht was bij helder weer ook verbluffend. Sara en ik waren blij even uit de routine te zijn en genoten volop van de (voor mij) onbekende maar snel beminde omgeving.  Het was er vaak warm, daar op die terril, en zo kon ik oefenen in drinken vanuit de gordel.

Ondertussen vertelde Herman voluit over zijn ervaringen in La Roche.  Over de Ourthe die zou moeten worden overgestoken, over de mur van Maboge…  Tijd dus om ook de juiste “gear” aan te schaffen.  Tijdens onze familievakantie in Oostenrijk werden er trailschoenen gekocht en uitgetest. 

Ondertussen begonnen Sara en ik toch vagelijk ongerust te worden over hetgeen we dan wel moesten verwachten in La Roche.  Op een training op de terril haalden we zo’n 150 hoogtemeters, op de wedstrijd stonden er ons 600 te wachten… We zijn ook een keer gaan trainen in Kanne, op de Sint Pietersberg, maar ook daar haalden we bijlange de hoogtemeters niet die ons te wachten stonden. Daarom hebben we à la minute nog besloten om de heuveltraining van de laatste week op het parcours zelf te doen.  Sara vond het vals spelen, ik vond het vooral erg professioneel ;-).  Herman was onze gids.  En dat we ongerust waren, was terecht, zo bleek… 

Ik was ook ongerust omdat ik soms al moe werd door thuis de trap te nemen. De laatste week heb ik het dan ook maar erg (érg) rustig gehouden en eerlijk gezegd weinig of niets gelopen.  Wel heb ik geprobeerd om koolhydraten te stapelen.  Ik weet niet of het nuttig is geweest, ik weet wel dat het moeilijk was.  Vooral die eerste dagen zonder koolhydraten hebben mijn fantasie op de proef gesteld.  Geen brood, geen pasta, geen rijst, geen muesli, zelfs geen couscous… Wat eet een mens op den duur? Yoghurt met een beetje fruit, vlees met een beetje groenten, omelet omelet omelet… Blij dat ik de laatste dagen weer kon compenseren…  Sara pikte in de laatste week ook nog eens een flinke verkoudheid/bronchitis op.  Dat is natuurlijk nooit welkom, maar dit was echt wel een geval van slechte timing.

En opeens was het dus 17 augustus.  Wekker om 06u30.  Beetje zenuwachtig mijn spullen bij elkaar graaien.  De avond tevoren was ik nog om 20u40 in paniek naar de Colruyt gereden voor bananen en sandwichen.  Godzijdank was die winkel open tot 21u. Ik durf er niet aan te denken dat ik voor een gesloten deur had gestaan.  Ik heb mijzelf namelijk wijsgemaakt dat ik alleen kan lopen op sandwichen met confituur en een banaan. Dan Herman oppikken en naar Sara.  Vanuit Opglabbeek voor de tweede keer richting La Roche.  Ik heb af en toe toch medelijden gehad met Herman.  Wat heeft hij tijdens de trainingen en autoritten niet moeten aanhoren?  Twee vrouwen met dezelfde interesses, die aan één stuk door zitten te kwetteren over hun mannen, hun job, hun kinderen.  Over familiefeestjes, handwerk, recepten.  Je kunt het zo gek niet bedenken. 

Enfin, parkeren in La Roche, wedstrijd T-shirts ophalen (waarom hadden we in godsnaam mouwloze shirts besteld?  Het waren duidelijk mannenmodellen, met veel armruimte en beha’s die kwamen piepen).  Maar kom, met onze zwarte shorts zaten we qua colour-matching verder wel goed…

Om 10u00 vertrok Herman voor zijn 25 kilometer, een half uur later waren wij aan de beurt.  We vertrokken voorzichtigheidshalve achteraan in het pak. Ik was zooo dankbaar dat we de week tevoren al hadden mogen ervaren hoe érg sommige stukken waren.  En zooo blij dat we een terril bij ons in de buurt hadden, waar we naar hartenlust hadden kunnen trainen.  Want al bij de eerste steile helling bleken veel lopers moeilijkheden te hebben. En de tip van Herman was: als je kunt blijven lopen, al is het maar traag, haal je sowieso de stappende medemens in.  Zo gezegd, zo gedaan.  De eerste helling vrij vlot opgelopen (enfin, op het moment zelf vond ik van niet, maar dat vergeet je dus).  En dan wist ik dat het een hele tijd bergaf ging (af en toe wel bergop, dat was ik inderdaad ook weer vergeten).  Dus alle remmen los en keihard naar beneden.  Op sommige stukken 16 km per uur, volgens mijn horloge.  Ik haalde mannen in, godbetert! Voor het tweede steile stuk was ik weer helemaal gerecupereerd en wou ik weer in looppas omhoog.  Alleen ging dat niet.  Het pad was heel smal en iedereen stapte.  Maar ook tijdens het stappen bleek ik anderen in te halen.  Nee, eerlijk gezegd waren het de anderen die stopten om op adem te komen. Ik was evenzeer buiten adem, daar niet van.  En toen weer een stukje bergaf, tot aan de bevoorrading.  De vrouw die net voor mij had gelopen, was rustig een drankje aan het uitkiezen, en ik zag mijn kans schoon.  Hop, een energiedrankje binnen en een paar gummibeertjes.  Haha!  Alleen bleven die beertjes een beetje te lang aanwezig.  Ik moest namelijk dringend de “mur de Maboge” op en al gauw had ik geen speeksel meer.  Bij de training was die “mur” lang, nu nog langer en vooral hoger, ik zweer het.  Van lopen geen sprake meer, de benen lieten verstek, de ademhaling idem dito.  Maar iedereen zat in hetzelfde schuitje.  Bijna boven probeerde ik er weer een redelijke looppas in te krijgen, maar dat lukte pas na enkele pogingen.  En zelfs toen het plat werd, heb ik mezelf moeten aanporren.  Ik besefte plots dat ik wel erg traag liep en dat het best wel sneller kon.  Maar toen was daar de lange en zalige afdaling.  Het ging super en opnieuw haalde ik verschillende lopers in (de mannen zijn mij vooral bijgebleven ;-)).  Een paar mannen liepen in mijn zog tot aan de laatste – heel steile – afdaling.  Dit was pas echt off-road.  “A place where no man has gone before”, zo leek het wel.  Daar had ik precies toch weinig ervaring mee.  Voorzichtig afdalen, armen, benen, bomen gebruiken.  Tot ik in de Ourthe stond (koud!) en dan recht vooruit proberen te plonzen, maar snelheid kon je daar niet maken.  De laatste honderden meters waren erg luidruchtig (sopsopsopsopsop) maar welkom.  Ik rende onder de boog door en hoorde dat ik de 10de vrouw was (achteraf bleek 9de).  Leuk.  Maar toen ik hoorde dat de winnares van “vrouwen 40” enkele minuten na mij arriveerde, wou ik voor de eerste keer in mijn leven dat ik twee jaar ouder was…

Sara: high five! En proficiat nog eens aan Herman en Roger. Ik weet nu een klein beetje hoe zwaar het voor jullie geweest moet zijn.  Ik vond het vooral een hele fijne ervaring.  Ik ben verkocht.

Herman had weer een prachtig en efficiënt schema opgesteld.  Sara blijkt een super loopmaatje te zijn.  Ze is even impulsief als ik – nee, nog erger, denk ik.  Zo hebben we serieuze plannen om ons voor te bereiden voor een triatlon – het oud zot, zeker, of de midlifecrisis… maar wel plezant, zo ouder worden…

http://www.chronorace.be/web2/Classements/Classement.aspx?eventId=243189638234113&mode=large&IdClassement=9642