Onze vakantie was zo gepland dat we net op tijd
terug zouden zijn voor de Coal Miners' Trail in Genk. Bijna drie weken
aan de Noorse fjorden zouden het uitgelezen decor vormen voor Doorgedreven Individuele
Heuveltrainingen. Dus moesten de trailschoenen mee, de hartslagmeter, de
professionele compressiekousen. Uiteraard ook sportshortjes en mouwloze
hemdjes, want het weer in Scandinavië was beter dan je zou denken. Iets
met de golfstroom. Zweetbanden, petjes, bevoorradingsgordel en “camelback”
liet ik uiteindelijk toch maar thuis. Hey, het werd een gezinsvakantie,
dat ook. Dat mocht ik niet vergeten, niet alleen trainen, ook aandacht
voor de familie.
En nu hoe het echt ging. De golfstroom liet ons
flink in de steek. Het weer in Noorwegen bleek kuren te hebben. Amper één dag
regen maakte duidelijk dat er geen plaats is voor natte spullen in een
mobilhome. En dat vijf man op een kleine oppervlakte niet per definitie
gezellig is. Snel werd besloten dat die fjorden in Noorwegen zeker wel
iets hadden, maar dat de oostkust van Zweden minstens even prachtig was.
Ondergewaardeerd bovendien. Je hoefde maar naar het weerbericht van
Scandinavië te kijken. Zonnetjes in het oosten, regen en kou in het
westen (het sneeuwde daar begot!).
En jawel, Zweden was mooi. Maar de zonnetjes bleken
wispelturig, waardoor we ons kamp een keer of tien hebben verplaatst.
Waar de zon was, daar waren wij. Goed voor het humeur, minder voor het
time management. Welgeteld één keer is het gelukt om de twee zonen uit
hun tent te sleuren om voor dag en dauw te gaan joggen. Heuvels waren er
niet, wel mooie meren en uitgestrekte naaldbossen. Inclusief wolven,
beren, lynxen en everzwijnen, dat had ik in het nabijgelegen natuurreservaat
geleerd. Vandaar dus die zonen. Geen
sprake van dat ik mijn lijf en leden onbeschermd ten prooi zou stellen aan die “vildmark”,
wat dat dan ook precies mocht betekenen.
Thuisgekomen had ik grote twijfels over de
meerwaarde om naar Genk af te zakken. De voorbereiding was in het water
gevallen en er was – als je goed oplette - ook nog een lage rugpijn.
Maar, zo hield ik mijzelf voor, hadden daar generaties mijnwerkers voor
afgezien? Het creëren van die mijnterrils en het resulterende
trailparcours hadden jaren noeste arbeid gekost en ik zou durven schermen met
het slappe excuus dat ik niet genoeg getraind had? Dat kon ik nooit
goedpraten.
À propos: door omstandigheden had ik een jaar of twee
geen trails meer gelopen, maar het trailvirus had ondertussen verwoed om zich
heen gegrepen. Vele clubgenoten waren tegenwoordig op
zondagvoormiddag op de mijnterrils te vinden. Verschillenden van
hen stonden nu paraat om het beste van zichzelf te geven in een heuse wedstrijd.
Christa, Marian, Irène, Erik, Anniek, Carine en ik gingen voor de 11 km (10,8
om precies te zijn), Patrick en Steven voor het dubbele. Sommigen bleken
minstens even zenuwachtig te zijn als ikzelf, wat ik niet meteen geruststellend
vond.
Ik had nochtans boterhammen met confituur gegeten
plus een banaan, maar al na een kilometer of vier voelde ik mij als een
schotelvod. De terrils waren nog niet aan bod gekomen, er waren hoogstens
een paar hobbels gepasseerd. Modderig wel, die hobbels, daar had de regen
van de afgelopen uren voor gezorgd. En steil, dat ook. Ik
liep maar wat heen en weer te zwalpen, in een poging om mijn eigen tempo te
vinden. Marian zag ik nog in de verte. Christa en Erik waren
al niet meer te bespeuren. De andere
dames waren ergens achter mij. Ik hoopte
dat het hun zou meevallen. Ik had namelijk
nog gezegd dat het niet veel erger kon zijn dan een heuveltraining (hoe haalde
ik het in mijn hoofd!).
De bevoorrading kwam niks te vroeg. Het was
het moment dat opgeven de verstandigste oplossing leek. Ik zag een
bekertje met iets dat leek op cola en sloeg het achterover zonder daar al te
veel over na te denken. Het waren de suikers die ik nodig had. Even
later werd duidelijk dat dat geen goed idee was. Het koolzuurgas bleef
nog gedurende minstens een kilometer pijnlijk dwarszitten in mijn
slokdarm. De rozijntjes deden wel hun werk. Ik voelde de suikers
tot in de toppen van mijn tenen en kon er weer tegenaan.
Dik halfweg rook ik onraad en begon ik stukken
terril te herkennen. Het was verraderlijk, want tijdens de trainingen
klommen we vanuit een andere richting. Ik wist dus niet zeker hoe
snel ik kon lopen en was binnen de kortste keren buiten adem. Waar ik
normaal vlotjes omhoog liep, moest ik nu stappen. Niet dat dat echt veel
beter ging. Ik kon wel recupereren op de weg naar beneden. Zo erg
was ik er dus nog niet aan toe. De tweede terril volgde snel en was
zwaar, maar ik had de indruk dat de mensen rondom mij nog harder aan het afzien
waren.
Het was wonderlijk om te zien hoe op elk steil en
moeilijk punt plots een soort “toefje” te zien was aan de horizon. Naarmate de klim vorderde, nam dat toefje
steeds meer de vormen aan van Herman.
Zijn aanmoedigingen waren erg welkom.
Zijn richtingaanwijzingen ook (“’t is naar rechts, ’t is naar rechts!”,
toen ik naar links wilde gaan. Als militair
op rust moet hij al vaak gezucht hebben: “ga daar mee naar den oorlog!”).
Na de tweede terril zat het ergste erop, maar zoals
altijd bij een trailparcours mag je nooit gerust zijn tot je de finishlijn
recht in het vizier hebt. Want trails worden uitgezet door Rare Gasten
met Rare Kronkels. Het zou niet de
eerste keer zijn dat je denkt er bijna te zijn, waarna je koudweg letterlijk
terug het bos wordt ingestuurd om nog een paar hellinkjes af te werken.
Ondertussen kon ik het niet laten om naar de
kilometerstand op mijn Garmin te turen. Misschien was het niet de
volledige 10.8 km. Gebeurde wel vaker, dat de werkelijke afstand korter
was dan aangekondigd. Misschien was het wat korter. Dat mag je dus
nooit doen, mensen, en dat wist ik ook wel. Je moet jezelf altijd
wijsmaken dat het langer is dan dat het werkelijk is. Dat is normaal mijn
truc. Maar trails drijven je tot het uiterste en dus gevaarlijke
gedachten. Ook de gedachte dat ik dat mens achter mij moest
afschudden kon ik niet uit mijn hoofd zetten. Telkens als ik haar
fluogele bloesje in mijn ooghoek zag, stak ik een tandje bij.
Opeens kreeg ik Marian opnieuw in de gaten.
Ze leek recht naar de finish te gaan, er waren geen slinkse valstrikken, dat
gaf moed. Ik zocht mijn laatste restjes spierkracht en probeerde een
versnelling hoger te schakelen. Een stukje plankenpad nog (mooi, dacht ik
nog, zo’n plankenpad), in de verte zag ik asfalt en dan was ik er bijna. Voor
ik mijn gedachte af kon maken, lag ik plat op mijn buik op dat
plankenpad. Vallen is altijd belachelijk, maar een snelle blik achterom
leerde dat ik helemaal alleen was. Ook madame fluogeel was nog niet te
bekennen. Ik deed dus maar alsof er niks gebeurd was en probeerde
eindelijk die eindsprint in te zetten. Mijn knie sputterde wel wat tegen,
merkte ik.
Aangekomen bleek ik een schaafwonde te hebben en
Christa loodste mij naar de EHBO post. Blijkbaar was ik de enige die op
dat plankenpad onderuit was gegaan, wat mij erg straf leek, want ik had me maar
ternauwernood kunnen behoeden voor een tweede val. De mannen van het Rode
Kruis bekeken de zaak, constateerden een wonde en een zwelling en besloten dat
ik best maar naar huis kon gaan. Mijn linkerknie
begon inderdaad bijzondere proporties aan te nemen. Ik ben dan maar naar de auto gesukkeld, waar
ik het me flink heb beklaagd dat ik met de Defender was afgezakt (die
ontkoppeling!).
Daardoor had ik op het moment zelf geen idee over
de prestaties van de clubgenoten. Ze bleken het allemaal prima te hebben
gedaan. Christa bleek zelfs als
tweede dame over de streep te zijn gekomen. Bij deze nog een dikke
proficiat aan Christa en alle deelnemers. Ik weet wat jullie hebben
doorgemaakt. Vuistje. Trailrunners
rule.
Zelf probeer ik mijn knie en zijn bursitis in de
mate van het mogelijke rust te gunnen. Want ik heb de smaak weer
beet. Ondanks de zogenaamde ellende in dit verhaal gaat er immers niets
boven lopen in de vrije natuur, over heuvels en hellinkjes, paadjes die net één
loper tegelijk laten passeren. Het gras tegen je benen voelen, de wind in
je haren, de takken in je gezicht, de modder in je oren, het zand tussen je
tanden... Het parcours was alweer prachtig. Alleen die planken dus.
Van dichtbij vielen ze tegen...